Geschiedenis van de ruilverkaveling
Begin vorige eeuw was eigendom in de land- en tuinbouw sterk versnipperd. Na het succes van de eerste grondruil in 1916 op Ameland, kwam in 1924 de eerste ruilverkavelingswet tot stand.
Napoleon besluit in 1811 dat Nederland een kadaster en openbare registers moet krijgen. Hij wilde weten welk stuk grond van welke eigenaar was. Met deze kennis kon hij namelijk grondbelasting heffen. De bewaarders van het Kadaster registreren dit in de openbare registers. Samen met de kadastrale registratie zijn dit de bouwstenen van het Kadaster.
Uiteindelijk kon het Kadaster op 1 oktober 1832 van start gaan. Limburg sloot zich in 1844 als laatste Nederlandse provincie aan bij het Kadaster.
In de kadastrale registratie staat waar elk stuk grond ligt en wie de eigenaar daarvan is. Zodra een stuk grond wordt geregistreerd krijgt deze een uniek nummer. Dit heet een perceelnummer. Toen in 1838 het Burgerlijk Wetboek werd ingevoerd, kreeg het Kadaster een belangrijke rol bij het kopen en verkopen van grond en huizen. Vanaf dat moment werd het namelijk verplicht een perceelnummer te vermelden in een overdrachtsakte.
Een overdrachtsakte wordt door een notaris gemaakt bij het kopen en verkopen van bijvoorbeeld een huis. De bewaarders nemen een kopie van zo’n akte op in onze openbare registers. Alleen als dit gebeurt is de verkoop van een stuk grond geldig volgens de wet. Wij werken nu nog steeds zo.
Wij hebben 2 registers voor het bewaren van de verschillende soorten akten:
Tot 1950 werden kopieën van akten met de hand overgeschreven door medewerkers van het Kadaster die wij ‘de schrijvers’ noemden. Vanaf 1950 moesten notarissen de originele akte en een kopie getypt bij ons inleveren. Vanaf de jaren 80 wordt de kadastrale registratie digitaal bijgehouden. De registers noemen we nu nog steeds Hyp3 en Hyp4.
De bewaarders controleren of akten volgens de wet opgenomen kunnen worden in de openbare registers. U bent pas eigenaar van een huis of een stuk grond als de bewaarder de akte in de openbare registers heeft ingeschreven.
De rol van bewaarder bestaat sinds 1811. Bewaarders bestonden dus al voordat het Kadaster opgericht werd. Elke bewaarder was in die tijd verantwoordelijk voor zijn eigen ambtsgebied. Dit was een gebied of regio in Nederland waarvoor die bewaarder alle akten inschreef.
Tegenwoordig is elke bewaarder verantwoordelijk voor het inschrijven van akten uit heel Nederland. De hoofdbewaarder zorgt ervoor dat alle bewaarders de akten op dezelfde manier beoordelen. De hoofdbewaarder is ook de bewaarder voor de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Pas in 1970 zijn de bewaarders in dienst van het Kadaster gaan werken. Daarvoor werkten zij voor de Belastingdienst. Vanaf 1980 begon het Kadaster data en processen te digitaliseren. Deze veranderingen verbeterden de kwaliteit van onze dienstverlening. De verantwoordelijkheden van de bewaarders zijn al die tijd hetzelfde gebleven.
Begin vorige eeuw was eigendom in de land- en tuinbouw sterk versnipperd. Na het succes van de eerste grondruil in 1916 op Ameland, kwam in 1924 de eerste ruilverkavelingswet tot stand.
Sinds 1815 verzamelt en ontsluit de Nederlandse overheid geografische informatie. Dat is informatie over bijvoorbeeld de ligging van wegen, water, bebouwing en landbouwgrond.